bezorgen: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HalloweenHJB (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Snorrebot (overleg | bijdragen)
k →‎top: Leesonderzoek; refs
Regel 47: Regel 47:
{{-preval-}}
{{-preval-}}
{{wel-GB}}
{{wel-GB}}
{{Leesonderzoek-2013}}
{{crr13|N=100|V=100}}
{{refs}}

Versie van 8 mei 2020 17:36

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zor·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezorgen
bezorgde
bezorgd
zwak -d volledig

Werkwoord

bezorgen

  1. ditransitief iemand iets ~: bij iemand aan huis afleveren
    • Hij kreeg een groot pak bezorgd. 
  2. overgankelijk bij iemand veroorzaken
    • Je bezorgt me hartkloppingen met dat lawaai. 
  3. overgankelijk goederen op een bepaalde plaats brengen, bestellen
    • Ik bezorg iedere week de boodschappen bij de mensen thuis. 
  4. overgankelijk verschaffen
    • Ik kan je alles bezorgen wat je nodig hebt. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be