christelijk: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14: Regel 14:
#te maken hebbend met het christendom en in het bijzonder het protestantisme, [[confessioneel]], [[gelovig]]
#te maken hebbend met het christendom en in het bijzonder het protestantisme, [[confessioneel]], [[gelovig]]
{{bijv-1|Dat is een heel '''{{pn}}''' land.}}
{{bijv-1|Dat is een heel '''{{pn}}''' land.}}
{{citeer|boek|jaar=1981|auteur=Marijke van Raephorst |auteurlink=Marijke van Raephorst|titel=Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten|isbn=|pagina=7|uitgever=Lemniscaat|taal=nl|citaat=Vroeger waren de jaarfeesten zeer talrijk. Feest, bij voorbeeld voor het terugkerende licht van de zon, begin van de lente, dank voor de oogst. Iets hiervan vinden wij terug in de bekende '''christelijke''' feesten. }}
{{citeer|boek|jaar=1973|auteur=Marijke van Raephorst |auteurlink=Marijke van Raephorst|titel=Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten|isbn=|pagina=7|uitgever=Lemniscaat|taal=nl|citaat=Vroeger waren de jaarfeesten zeer talrijk. Feest, bij voorbeeld voor het terugkerende licht van de zon, begin van de lente, dank voor de oogst. Iets hiervan vinden wij terug in de bekende '''christelijke''' feesten. }}
#{{informeel|nld}} [[fatsoenlijk]], [[netjes]]
#{{informeel|nld}} [[fatsoenlijk]], [[netjes]]
{{bijv-1|Ik wil wel afspreken op een '''{{pn}}e''' tijd.}}
{{bijv-1|Ik wil wel afspreken op een '''{{pn}}e''' tijd.}}

Versie van 11 sep 2019 19:26

Nederlands

Christelijk gereformeerde kerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • chris·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen christelijk christelijker christelijkst
verbogen christelijke christelijkere christelijkste
partitief christelijks christelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

christelijk

  1. te maken hebbend met het christendom en in het bijzonder het protestantisme, confessioneel, gelovig
    • Dat is een heel christelijk land. 
     Vroeger waren de jaarfeesten zeer talrijk. Feest, bij voorbeeld voor het terugkerende licht van de zon, begin van de lente, dank voor de oogst. Iets hiervan vinden wij terug in de bekende christelijke feesten.[1]
  2. (informeel) fatsoenlijk, netjes
    • Ik wil wel afspreken op een christelijke tijd. 
  3. normaal, redelijk
    • Doe eens een beetje christelijk! 
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 7
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be