ze: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6: Regel 6:
{{-syll-}}
{{-syll-}}
*ze
*ze
{{-etym-}}
* In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 {{sijs}}
{{-pronom-pers-|nld}}
{{-pronom-pers-|nld}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''

Versie van 24 jul 2018 09:11

Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
jullie jullie
2e persoon
(formeel)
u u u u
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
u gij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
Woordafbreking
  • ze
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘persoonlijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]

Persoonlijk voornaamwoord

ze

  1. clitische vorm van zij; derde persoon vrouwelijk enkelvoud, onderwerp
    • Komt ze vanavond nog? 
  2. clitische vorm van zij; derde persoon meervoud, onderwerp
    • Ze hebben daar zo hun redenen voor. 
  3. (spreektaal) clitische vorm van hen of hun; derde persoon meervoud, voorwerp
    • Heb je ze al een briefje geschreven? 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /zɐ/ (Etsbergs)

Persoonlijk voornaamwoord

ze

  1. gemuteerde onbeklemtoonde nominatief van doe.


Nedersaksisch

Persoonlijk voornaamwoord

ze

  1. zij, ze; derde persoon enkelvoud nominatief


Veluws

Persoonlijk voornaamwoord

ze

  1. zij, ze; derde persoon enkelvoud nominatief
Verwante begrippen