zeggen: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
Aanv. |
||
Regel 21: | Regel 21: | ||
#{{ov|nld}} mondeling mededelen, spreken, betuigen |
#{{ov|nld}} mondeling mededelen, spreken, betuigen |
||
{{bijv-1|Hij '''zegt''' dat hij gewoon aanwezig was.}} |
{{bijv-1|Hij '''zegt''' dat hij gewoon aanwezig was.}} |
||
#{{ov|nld}} [[bevelen]] |
|||
{{bijv-1|Ga daarheen, '''zeg''' ik je!}} |
|||
#{{ov|nld}} van oordeel of mening zijn |
|||
{{bijv-1|En, wat '''zeg''' je dáárvan?}} |
|||
#{{ov|nld}}, {{pregnant|nld}} in de vorm van kritiek, een berisping e.d. geven |
|||
{{bijv-1|Jij hebt ook altijd wat te '''{{pn}}'''.}} |
|||
{{bijv-1|Dat laat ik mij niet '''{{pn}}'''!}} |
|||
{{-note-}} |
{{-note-}} |
||
*Bij ''zeggen'' ligt de nadruk op de medegedeelde boodschap, niet op het spreken zelf. |
|||
*Van oorsprong een geheel regelmatig vervoegd zwak werkwoord. Door elisie van de ''g'' in de stam en vervolgens van de uitgang ''-de'' in het enkelvoud is de verleden tijd onregelmatig geworden: ''zegde > zeide > zei''. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik. |
*Van oorsprong een geheel regelmatig vervoegd zwak werkwoord. Door elisie van de ''g'' in de stam en vervolgens van de uitgang ''-de'' in het enkelvoud is de verleden tijd onregelmatig geworden: ''zegde > zeide > zei''. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik. |
||
{{-rel-}} |
{{-rel-}} |
Versie van 5 mrt 2018 12:03
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
=
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zeggen /ˈzɛ.ɣə(n)/ |
zei (enkelv.) en zeiden (meerv.)*, zegde /zɛɪ̯/, /ˈzɛɣ.də/ |
gezegd /ɣə.ˈzɛxt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zeggen
- overgankelijk mondeling mededelen, spreken, betuigen
- Hij zegt dat hij gewoon aanwezig was.
- overgankelijk bevelen
- Ga daarheen, zeg ik je!
- overgankelijk van oordeel of mening zijn
- En, wat zeg je dáárvan?
- overgankelijk, (pregnant) in de vorm van kritiek, een berisping e.d. geven
- Jij hebt ook altijd wat te zeggen.
- Dat laat ik mij niet zeggen!
Opmerkingen
- Bij zeggen ligt de nadruk op de medegedeelde boodschap, niet op het spreken zelf.
- Van oorsprong een geheel regelmatig vervoegd zwak werkwoord. Door elisie van de g in de stam en vervolgens van de uitgang -de in het enkelvoud is de verleden tijd onregelmatig geworden: zegde > zeide > zei. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. mondeling mededelen, spreken, betuigen
|
|
Zelfstandig naamwoord
de zeggen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zegge
Gangbaarheid
- Het woord zeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zeggen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Pregnant in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %