buik: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k Robot: opschonen van oude interwikilinks
k →‎top: standaard fonemische weergave Nederlands, replaced: ogg|{{pn}}|nld}} → ogg|{{pn}}|nld}} *{{WikiW|IPA}}: {{IPA-nl-standaard|bœyk}} met AWB
Regel 3: Regel 3:
{{-pron-}}
{{-pron-}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
*{{WikiW|IPA}}:
*{{WikiW|IPA}}: {{IPA-nl-standaard|bœyk}}
**{{pron-reg|N=a}} {{IPA|/bœʏ̯k/|nld}}
**{{pron-reg|N=a}} {{IPA|/bœʏ̯k/|nld}}
**{{pron-reg|V=a|l=a}} {{IPA|/bœːk/|nld}}
**{{pron-reg|V=a|l=a}} {{IPA|/bœːk/|nld}}

Versie van 4 okt 2017 14:36

buik

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik
enkelvoud meervoud
naamwoord buik buiken
verkleinwoord buikje buikjes

Zelfstandig naamwoord

buik m

  1. (anatomie) het onderste deel van de voorkant van de romp van mens of dier dat van boven door het middenrif en van onderen door de bekkengordel begrenst is
    • Mijn dochter heeft de laatste tijd soms pijn in haar buik. 
  2. (natuurkunde) plaats waar een golf- of trillingsbeweging de grootste uitwijking vertoont
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

Baas in eigen buik zijn.

  • Het zelfstandig beslissen van vrouwen over zwangerschap en abortus.

Het zijn twee handen op één buik.

  • Zij zijn het meestal met elkaar eens (meestal ongunstig).

Schrijf dat maar op je buik.

  • Vergeet dat maar.

Er de buik vol van hebben

  • ergens meer dan genoeg van hebben, je wilt niet meer dat het gebeurd
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be