bek: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hildepont (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Hildepont (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 67: Regel 67:
{{trans-top|1. snavel van vogels}}
{{trans-top|1. snavel van vogels}}
*{{deu}}: {{trad|de|Schnabel}} {{m}}
*{{deu}}: {{trad|de|Schnabel}} {{m}}
*{{fra}}: {{trad|fr|bec}} {{m}}
*{{pap}}: {{trad|pap|pik}}
*{{pap}}: {{trad|pap|pik}}
{{trans-mid}}
{{trans-mid}}
Regel 74: Regel 75:
{{trans-top|2. mond van dieren}}
{{trans-top|2. mond van dieren}}
*{{deu}}: {{trad|de|Maul}} {{n}}, {{trad|de|Schnauze}} {{f}}
*{{deu}}: {{trad|de|Maul}} {{n}}, {{trad|de|Schnauze}} {{f}}
*{{fra}}: {{trad|fr|gueule}} {{f}}
{{trans-mid}}
{{trans-mid}}
*{{wln}}: {{trad|wa|gueuye}} {{f}}
*{{wln}}: {{trad|wa|gueuye}} {{f}}
Regel 79: Regel 81:
{{trans-top|3. mond van een mens}}
{{trans-top|3. mond van een mens}}
*{{deu}}: {{trad|de|Maul}} {{n}}, {{trad|de|Schnauze}} {{f}}
*{{deu}}: {{trad|de|Maul}} {{n}}, {{trad|de|Schnauze}} {{f}}
*{{fra}}: {{trad|fr|gueule}} {{f}}
{{trans-mid}}
{{trans-mid}}
*{{wln}}: {{trad|wa|gueuye}} {{f}}
*{{wln}}: {{trad|wa|gueuye}} {{f}}
{{trans-bottom}}
{{trans-top|5. deel van een bankschroef}}
*{{fra}}: {{trad|fr|mors}} {{m}}
*{{eng}}: {{trad|en|jaw}}
{{trans-mid}}
{{trans-bottom}}
{{trans-bottom}}
{{-verb-|0}}
{{-verb-|0}}

Versie van 25 sep 2017 18:13

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bek
enkelvoud meervoud
naamwoord bek bekken
verkleinwoord bekje bekjes

Zelfstandig naamwoord

bek m

  1. (anatomie) snavel van vogels
    • De eenden eten het kroos met hun bek. 
  2. (anatomie) mond van dieren
    • De hond draagt de puppies in zijn bek. 
  3. (dysfemisme) mond van een mens
    • De vent heeft een veel te grote bek, hij moet zijn smoel eens houden. 
  4. iets dat qua vorm of beweging overeenkomst vertoont met een bek
    • De gynaecoloog gebruikt een speculum dat ook wel eendenbek genoemd wordt. 
  5. (gereedschap) deel van een bankschroef
Spreekwoorden
  • op je bek gaan
hard en pijnlijk vallen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bekken

bek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekken
    • Ik bek. 
  2. gebiedende wijs van bekken
    • Bek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekken
    • Bek je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • bek
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord bik, dat uit het Nederduits komt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord pix
Naar frequentie 47877
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bek     beket     bek     beka
bekene  
genitief   beks     bekets     beks     bekas
bekenes  

Zelfstandig naamwoord

bek, o

  1. (scheikunde) pek
  2. (figuurlijk) pech
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: svart som bek
zwart als pek

Zelfstandig naamwoord

bek, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van bek
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • bek
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse zelfstandige naamwoord bik, dat uit het Nederduits komt, dat weer van het Latijnse zelfstandige naamwoord pix
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bek     beket     bek     beka  

Zelfstandig naamwoord

bek, o

  1. (scheikunde) pek
  2. (figuurlijk) pech
Afgeleide begrippen

=

=

Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: svart som bek
zwart als pek

Zelfstandig naamwoord

bek, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van bek
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be