boosdoener: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k Robot: opschonen van oude interwikilinks
Regel 20: Regel 20:
*[[kwaaddoener]]
*[[kwaaddoener]]
{{refs}}
{{refs}}

[[en:boosdoener]]
[[fr:boosdoener]]

Versie van 27 apr 2017 14:32

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boos·doe·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boosdoener boosdoeners
verkleinwoord boosdoenertje boosdoenertjes

Zelfstandig naamwoord

boosdoener m

  1. iemand wiens daden een nadelig effect hebben
    • ...ik ben van oordeel, dat wie een boosdoener aan justitie overlevert, zijn plicht doet jegens zijne medeburgers! [1]
  2. iets wat een nadelig effect heeft
    • Wij vroegen wie de grootste milieuvervuilers zijn. In het rijtje grote boosdoeners komt de personenauto pas op de tweede plaats. [2]
Schrijfwijzen
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Bosboom-Toussaint
    , Anna Louisa Geertruida (1898). De Delftsche wonderdokter, p. 70. Uitg.: D. Bolle.
  2. Ronteltap
    , Ruud (juni 1989). "Schone auto ja openbaar vervoer nee", p. 17. Kampioen, deel 107, nr. 6.