zeker: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
→‎top: prevalentie-informatie met AWB
Regel 35: Regel 35:
{{-verb-|0}}
{{-verb-|0}}
{{1ps|zekeren}}
{{1ps|zekeren}}
{{-preval-}}
{{wel-GB}}
{{crr13|N=100|V=100}}
{{refs}}
{{refs}}



Versie van 26 apr 2017 20:56

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zeker zekerder zekerst
verbogen zekere zekerdere zekerste
partitief zekers zekerders -

Bijvoeglijk naamwoord

zeker

  1. waaraan niet getwijfeld hoeft te worden
    • Het voortbestaan ervan werd door deze overwinning een stuk zekerder. 
  2. een ~ een bepaalde, een of andere
    • Hij werd door een zekere ziekte daarvan weerhouden. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zekeren

zeker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Ik zeker. 
  2. gebiedende wijs van zekeren
    • Zeker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zekeren
    • Zeker je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen