purper: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎top: prevalentie-informatie met AWB
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 12: Regel 12:
#{{kleur|nld}} een [[paars]]ige kleur
#{{kleur|nld}} een [[paars]]ige kleur
{{bijv-1|Heeft u die ook in het '''{{pn}}'''?}}
{{bijv-1|Heeft u die ook in het '''{{pn}}'''?}}
{{adjcomp|{{pn}}|pred=1|nocomp=1}}
{{adjcomp|{{pn}}|pred=1|p=1|part=[[purpers]]nocomp=1}}
{{-adjc-|nld}}
{{-adjc-|nld}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''

Versie van 22 feb 2017 09:47

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pur·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord purper purpers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

purper o [2]

  1. (kleur) een paarsige kleur
    • Heeft u die ook in het purper? 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen purper
verbogen (alleen
predicaat)
partitief purpersnocomp=1 s -

Bijvoeglijk naamwoord

purper

  1. (kleur) de kleur purper hebbend
    • Hij rijdt in een purper gekleurde auto. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
purperen

purper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purperen
    • Ik purper. 
  2. gebiedende wijs van purperen
    • Purper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purperen
    • Purper je?