purper: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
→‎top: prevalentie-informatie met AWB
Regel 57: Regel 57:
*{{spa}}: {{trad|es|púrpura}} {{f}}
*{{spa}}: {{trad|es|púrpura}} {{f}}
{{trans-bottom}}
{{trans-bottom}}
{{-preval-}}
{{wel-GB}}
{{crr13|N=95|V=97}}
{{-info-}}
{{-info-}}
{{refs}}
{{refs}}

Versie van 11 jan 2017 19:07

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pur·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord purper purpers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

purper o [2]

  1. (kleur) een paarsige kleur
    • Heeft u die ook in het purper? 
stellend
onverbogen purper
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

purper

  1. (kleur) de kleur purper hebbend
    • Hij rijdt in een purper gekleurde auto. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
purperen

purper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purperen
    • Ik purper. 
  2. gebiedende wijs van purperen
    • Purper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van purperen
    • Purper je?