voorkeur

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  voorkeur    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈvoːrkør/

Woordafbreking

• voor·keur

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van voor en keur

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	voorkeur	voorkeuren
verkleinwoord	voorkeurtje	voorkeurtjes

Zelfstandig naamwoord

voorkeur m

1. de neiging tot kiezen van het één boven het ander

   • Mijn voorkeur gaat uit naar de eerste mogelijkheid. 

Hyponiemen

• bijvoorkeur, consumentenvoorkeur, fabrikantenvoorkeur, consumentenvoorkeur, merkenvoorkeur, merkvoorkeur, smaakvoorkeur, tijdvoorkeur

Afgeleide begrippen

voorkeurdatum voorkeurhand voorkeurloos = voorkeurloosheid voorkeurrecht voorkeursbehandeling = voorkeurshuwelijk voorkeursinterpretatie voorkeurslijst = voorkeurspelling voorkeursplaats voorkeurspositie = voorkeursrecht voorkeursrichting voorkeurstem = voorkeurswoning voorkeurtarief voorkeurtoets voorkeurzender

Uitdrukkingen en gezegden

• de voorkeur geven aan iemand of iets
  een voorkeur hebben voor iemand of iets

iemand of iets verkiezen

Vertalingen

    1. de neiging tot kiezen van het één boven het ander   

Duits: Präferenz (de), v; Vorzug (de), m Engels: preference (en) Fins: preferenssi (fi) Frans: préférence (fr), v Hebreeuws: העדפה (he) v Japans: 選択 (ja) Ido: prefero (io)

Portugees: preferência (pt), v Roemeens: preferință (ro) v Russisch: выбор (ru) m Spaans: preferencia (es) v Turks: tercih (tr) Zweeds: företräde (sv), g; preferens (sv)

    de voorkeur geven aan iemand of iets / een voorkeur hebben voor iemand of iets   

Duits: jemand oder etwas bevorzugen