bar

bar [1]

bar [4]

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bar    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bar

Woordherkomst en -opbouw

• [2] Van het Griekse woord βάρος (baros): gewicht
• [3] Herkomst: Aramees

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bar	bars
verkleinwoord	barretje	barretjes

Zelfstandig naamwoord

bar v/m

1. kroeg, café
2. (natuurkunde), (techniek) eenheid van druk (circa 1 atmosfeer), weergegeven met het symbool bar

   • Eén bar is gelijk aan 100 kilopascal (100kPa.) 

3. (Jiddisch-Hebreeuws) zoon
4. (van het Engels) streep, staaf (-> barcode, candybar)

   • De ballerina's oefenden aan de bar. 

Hyponiemen

   

busbar byebyebar = cocktailbar discobar = hakkenbar homobar (1) = hyperbar (2) koffiebar millibar (2) = minibar snackbar sushibar

Afgeleide begrippen

   

barbediende barcode = barhouder barjuffrouw = barkeeper (1) barkruk (1) barman = barmeisje barmeubel = barslet bartender bartype

Verwante begrippen

• [2] pascal
• [3] ben, bar mitswa, bar mitswa's, bar mitswe, bar mitswes

Verwijzingen

• Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	bar	barder	barst
verbogen	barre	bardere	barste

Bijvoeglijk naamwoord

bar

1. verschrikkelijk, met name bijzonder koud: barre omstandigheden

Verwante begrippen

• duchtig, hard, straf, streng, zwaar

Afgeleide begrippen

• barsheid

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie. (Café)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie. (Druk)

Nynorsk

Woordafbreking

• bar

Werkwoord

bar

1. verleden tijd van bere

Pools

Periodiek systeem der elementen (pol)
H He Li Be B C N O F Ne Na Mg Al Si P S Cl Ar K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Fl Lv ↓ * La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu ** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr

Zelfstandig naamwoord

bar m

1. (scheikunde), (element) Ba, barium.

Spaans

Uitspraak

• IPA: /ˈbaɾ

Woordafbreking

• bar

enkelvoud	meervoud
bar	bars

Zelfstandig naamwoord

bar m

1. bar, kroeg

Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

bar

1. bar, kroeg, café

Afgeleide begrippen

• barový

Zweeds

Woordafbreking

• bar

Werkwoord

bar

1. verleden tijd actief van bära.