spits: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kvdrgeus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14: Regel 14:
#kleine, oorspronkelijke soort honden
#kleine, oorspronkelijke soort honden
#klein vrachtschip
#klein vrachtschip
##scherp, puntig uiteinde, [[punt]], [[tip]], [[top]]
{{-rel-}}
{{-rel-}}
*[[hoogtepunt]],
*[[hoogtepunt]], [[keeshond]], [[neus]], [[piek]], [[punt]], [[tip]], [[top]], [[topje]], [[uiterste]]
*[3] [[keeshond]],
*[5] [[neus]], [[piek]], [[uiterste]]


{{-hypo-}}
{{-hypo-}}
Regel 90: Regel 93:
*{{spa}}: {{trad|es|lulú de Pomerania}} {{m}}
*{{spa}}: {{trad|es|lulú de Pomerania}} {{m}}
{{trans-bottom}}
{{trans-bottom}}
{{trans-top|}}
*{{eng}}: {{trad|en|peak}}, {{trad|en|point}}, {{trad|en|summit}}, {{trad|en|tip}}
{{trans-mid}}
*{{spa}}: {{trad|es|cima}} {{f}}, {{trad|es|punta}} {{f}}, {{trad|es|vértice}} {{m}}
{{trans-bottom}}

{{adjcomp|{{pn}}|[[{{pn}}e]]|[[{{pn}}er]]|{{pn}}ere|[[{{pn}}t]]|[[{{pn}}te]]}}
{{adjcomp|{{pn}}|[[{{pn}}e]]|[[{{pn}}er]]|{{pn}}ere|[[{{pn}}t]]|[[{{pn}}te]]}}
{{-adjc-|nld}}
{{-adjc-|nld}}
Regel 107: Regel 116:
{{trans-top|scherpzinnig}}
{{trans-top|scherpzinnig}}
*{{deu}}: {{trad|de|scharfsinnig}}
*{{deu}}: {{trad|de|scharfsinnig}}
*{{eng}}: {{trad|en|astute}}, {{trad|en|shrewd}}
{{trans-mid}}
{{trans-mid}}
*{{spa}}: {{trad|es|perspicaz}}
*{{spa}}: {{trad|es|perspicaz}}

Versie van 24 mrt 2015 11:07

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spits
enkelvoud meervoud
naamwoord spits spitsen
verkleinwoord spitsje spitsjes

Zelfstandig naamwoord

spits v/m

  1. drukte in het verkeer op bepaalde tijdstippen
    • Hij ging in de spits naar zijn werk. 
  2. (sport) een voetballer die voor in het veld staat
    • Van de aanvallers is de spits meestal diegene die de meeste doelpunten maakt. 
  3. kleine, oorspronkelijke soort honden
  4. klein vrachtschip
    1. scherp, puntig uiteinde, punt, tip, top
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spits spitser spitst
verbogen spitse spitsere spitste

Bijvoeglijk naamwoord

spits

  1. in een punt uitkomend
    • Hij kreeg de spitse pijl in zijn been. 
  2. scherpzinnig.
    • Ze gaf hem weer zo'n spits antwoord. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
spitsen

spits

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
    • Ik spits. 
  2. gebiedende wijs van spitsen
    • Spits! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
    • Spits je? 

Verwijzingen