flensje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  flensje    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• flens·je

Woordherkomst en -opbouw

• Verkleinwoord van flens.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	-	-
verkleinwoord	flensje	flensjes

Zelfstandig naamwoord

flensje o dim. tant.

1. een dun soort pannenkoekje dat zowel als hoofdgerecht en als nagerecht gegeten wordt

Verwante begrippen

• pannenkoek

Vertalingen

    1. een dun soort pannenkoekje dat zowel als hoofdgerecht en als nagerecht gegeten wordt   

Afrikaans: plaatkoekie (af) Duits: Pfannkuchen (de) Engels: pancake (en) Esperanto: patkuko (eo) Frans: crêpe (fr) Hebreeuws: פנקייק (he) Jiddisch: בלינצע (yi) (blintze) Litouws: blynai (lt)

Nedersaksisch: Pannkoken (nds), Flins (nds) Noors: pannekake (no) Pools: naleśnik (pl) Pruisisch: plīnksni (prg) Russisch: блин (ru) Servisch: палачинка (sr) (palačinka) Waals: vôte (wa)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.