zeggen: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: eu:zeggen, no:zeggen
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: pl:zeggen
Regel 72: Regel 72:
[[mg:zeggen]]
[[mg:zeggen]]
[[no:zeggen]]
[[no:zeggen]]
[[pl:zeggen]]
[[ro:zeggen]]
[[ro:zeggen]]
[[sv:zeggen]]
[[sv:zeggen]]

Versie van 20 okt 2012 06:37

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • afkomstig van:
Middelnederlands: secghen, seggen
Oudnederlands: sagon
Germaans: *sagjanan

=

  • Verwant in Germaans:
West: Engels: say (Angelsaksisch: secgan), Duits: sagen, (Oudhoogduits: sagēn), Fries: sizze (Oudfries: sedza)
Noord: Zweeds: säga, Deens: sige, Noors: si, (Nynorsk: seie, Oudnoords: segja), IJslands: segja, Faeröers: siga
Woordherkomst en -opbouw
  • Zeggen was van oorsprong zwak maar door elisie van de g en daarna van de slotlettergreep -de is het in de verleden tijd onregelmatig geworden: zegde> zeide> zei. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zeggen
/ˈzɛ.ɣə(n)/
zei, zegde
/zɛɪ̯/, /ˈzɛɣ.də/
gezegd
/ɣə.ˈzɛxt/
zwak -d volledig

Werkwoord

zeggen

  1. mondeling mededelen, spreken, betuigen
    • Hij zegt dat hij gewoon aanwezig was. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de zeggenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zegge