aanbouw: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HydrizBot (overleg | bijdragen)
k r2.7.3) (Robot: toegevoegd: mg:aanbouw
AnnabelsBot (overleg | bijdragen)
k diverse
Regel 15: Regel 15:
{{-trans-}}
{{-trans-}}
{{trans-top|}}
{{trans-top|}}
:*{{dan}}: {{trad|da|tilbygning}}
:*{{deu}}: {{trad|de|Anbau}}
{{trans-mid}}
*{{amh}}: {{trad|am|ቅጥያ}}
*{{amh}}: {{trad|am|ቅጥያ}}
:*{{eng}}: {{trad|en|annexe}}
*{{dan}}: {{trad|da|tilbygning}}
:*{{spa}}: {{trad|es|dependencia}} {{f}}, {{trad|es|construcción}} {{f}}
*{{deu}}: {{trad|de|Anbau}}
{{trans-bottom}}
{{trans-top|2.}}
{{trans-mid}}
{{trans-mid}}
*{{eng}}: {{trad|en|annexe}}
*{{spa}}: {{trad|es|dependencia}} {{f}}, {{trad|es|construcción}} {{f}}
{{trans-bottom}}
{{trans-bottom}}
{{-verb-|0}}
{{-verb-|0}}

Versie van 16 aug 2012 18:45

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbouw -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aanbouw m

  1. het bouwen van iets aan een ander gebouw
  2. het aangebouwde
Spreekwoorden

In aanbouw zijn.

  • Men is bezig aan de bouw ervan.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanbouwen

aanbouw

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbouwen
    • ... dat ik aanbouw.