opwekken/vervoeging: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nieuwe vervoeging |
Correctie vervoeging Nederlands werkwoord (op aangeven van Kvdrgeus) *** bestaande tekst overschreven *** |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{-nlverb-|opwekken|wek op|wekt op|wekken op|wekte op|wekten op|hebben|[[opgewekt]]|wekke op{{bijzin}} opwekke}} |
{{-nlverb-|opwekken|wek op|wekt op|wekken op|wekte op|wekten op|hebben|[[opgewekt]]|wekke op{{bijzin}} opwekke|||opwek|opwekt|opwekken|opwekte|opwekten}} |
Versie van 13 jul 2012 21:02
vervoeging van de bedrijvende vorm van opwekken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opwekken | op te wekken | ||||||
toekomend | zullen opwekken op zullen wekken |
te zullen opwekken op te zullen wekken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgewekt | te hebben opgewekt | ||||||
toekomend | opgewekt zullen hebben | opgewekt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
opwekkend | opgewekt | ev. wek op |
mv. verouderd wekt op |
wekke op (bijzin) opwekke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | wek op | wekt op | wekt op | wekt op | wekt op | wekken op | wekken op | wekken op | |
verleden (o.v.t.) | wekte op | wekte op | wekte op | wekte op | wekte op | wekten op | wekten op | wekten op | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwekken | zult/zal opwekken | zult/zal opwekken | zult opwekken | zal opwekken | zullen opwekken | zullen opwekken | zullen opwekken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwekken | zou opwekken | zou(dt) opwekken | zoudt opwekken | zou opwekken | zouden opwekken | zouden opwekken | zouden opwekken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | opwek | opwekt | opwekt | opwekt | opwekt | opwekken | opwekken | opwekken | |
verleden (o.v.t.) | opwekte | opwekte | opwekte | opwekte | opwekte | opwekten | opwekten | opwekten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwekken op zal wekken |
zult/zal opwekken op zult/zal wekken |
zult/zal opwekken op zult/zal wekken |
zult opwekken op zult wekken |
zal opwekken op zal wekken |
zullen opwekken op zullen wekken |
zullen opwekken op zullen wekken |
zullen opwekken op zullen wekken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwekken op zou wekken |
zou opwekken op zou wekken |
zou(dt) opwekken op zou(dt) wekken |
zoudt opwekken op zoudt wekken |
zou opwekken op zou wekken |
zouden opwekken op zouden wekken |
zouden opwekken op zouden wekken |
zouden opwekken op zouden wekken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgewekt | hebt opgewekt | hebt/heeft opgewekt | hebt opgewekt | heeft opgewekt | hebben opgewekt | hebben opgewekt | hebben opgewekt | |
verleden (v.v.t.) | had opgewekt | had opgewekt | had opgewekt | hadt opgewekt | had opgewekt | hadden opgewekt | hadden opgewekt | hadden opgewekt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgewekt hebben | zal/zult opgewekt hebben | zult/zal opgewekt hebben | zult opgewekt hebben | zal opgewekt hebben | zullen opgewekt hebben | zullen opgewekt hebben | zullen opgewekt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgewekt hebben | zou opgewekt hebben | zou/zoudt opgewekt hebben | zoudt opgewekt hebben | zou opgewekt hebben | zouden opgewekt hebben | zouden opgewekt hebben | zouden opgewekt hebben |