vinne: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
RomaineBot (overleg | bijdragen)
Invulling parameter
RomaineBot (overleg | bijdragen)
Invulling parameter
Regel 8: Regel 8:
*Afkomstig van het Oudnoorse woord [[vinna]].
*Afkomstig van het Oudnoorse woord [[vinna]].
{{-nostam-|{{pn}}|{{pn}}r|vant|vunnet|9={{nosterk3}}}}
{{-nostam-|{{pn}}|{{pn}}r|vant|vunnet|9={{nosterk3}}}}
{{-verb-}}
{{-verb-|nor}}
'''{{pn}}'''
'''{{pn}}'''
#[[winnen]]
#[[winnen]]
Regel 25: Regel 25:
{{bijv-2|Rommet har '''vunnet''' på ommøbleringen.|De kamer is door een veranderde meubilering '''verbeterd'''.}}
{{bijv-2|Rommet har '''vunnet''' på ommøbleringen.|De kamer is door een veranderde meubilering '''verbeterd'''.}}
{{-syn-}}
{{-syn-}}
*[1] [[seire]]
*[1] [[seire]]
{{-rel-}}
{{-rel-}}
*[1] [[oppnå]]
*[1] [[oppnå]]

Versie van 4 feb 2012 10:16

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • vin·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord vinna.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vinne
vinner
vant
vunnet
Klasse 3 sterk

Werkwoord

vinne

  1. winnen
    «Krigen i Afghanistan kan ikke vinnes med militære midler.»
    De oorlog in Afghanistan kan niet worden gewonnen met militaire middelen.
    «Hun vant en idrettskonkurranse.»
    Zij won een sportwedstrijd.
    «Han vant 500 000 i lotto.»
    Hij won 500.000 in de loterij.
  2. bereiken, goedkeuring winnen, steun hebben (aan)
    «Han vant tilslutning for prosjektet sitt.»
    Hij had steun aan hun project.
  3. winnen, besparen
    «Han tok en snarvei for å vinne tid.»
    Hij nam een kortere weg om tijd te winnen.
  4. volbrengen, kunnen
    «Hun løp det forteste hun vant
    Ze rende zo snel als ze kon.
  5. winnen, produceren
    «Vinne olje.»
    Olie winnen.
  6. verbeteren
    «Rommet har vunnet på ommøbleringen.»
    De kamer is door een veranderde meubilering verbeterd.
Synoniemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

[3] vinne venner

  • Vrienden winnen.


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • vin·ne
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vinne
vinn
(bijvorm) vinner
vann
vunne
vunni
Klasse 3 sterk

Werkwoord

vinne

  1. winnen
  2. bereiken, goedkeuring winnen, steun hebben (aan)
  3. winnen, besparen
  4. volbrengen, kunnen
  5. winnen, produceren
  6. winnen, verbeteren