Afrikaans

Nederlands

ISO 639-3
afr
bestand

Uitspraak

• Geluid:  Afrikaans    (hulp, bestand)
• IPA: /afriˈkaːns/

Woordafbreking

• Afri·kaans

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Afrikaans	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

Afrikaans o

1. (taal) een van het Nederlands afstammende taal die wordt gesproken in Zuid-Afrika en Namibië

   • Hij spreekt Afrikaans. 

Synoniemen

• Afrikaans-Nederlands, Afro-Hollands, Afro-Nederlands, Kaap-Hollands, Kaap-Nederlands, Keukennederlands, Kombuistaaltje, Zuid-Afrikaans

Hyperoniemen

• taal, dochtertaal

Vertalingen

    1. een van het Nederlands afstammende taal die wordt gesproken in Zuid-Afrika en Namibië   

Afrikaans: Afrikaans (af) Arabisch: أفريقانية (ar) Armeens: աֆրիկանս (hy) Azeri: Африкаанс (az) Baskisch: Afrikaans (eu) Bretons: afrikaans (br) Bulgaars: африкаанс (bg), африканс (bg) Catalaans: afrikaans (ca) Chinees: 南非荷兰语 (zh) Deens: afrikaans (da) Duits: Afrikaans (de) o Engels: Afrikaans (en) Esperanto: afrikansa (eo) Estisch: afrikaani keel (et) Faeröers: afríska (fo) Fins: afrikaans (fi) Frans: afrikaans (fr) m Fries: Afrikaansk (fy) Grieks: αφρικάνικα (el) Gujarati: આફ્રીકી (gu) Hebreeuws: אפריקאנס (he) Hindi: अफ्रीकांस (hi), अफ़्रीकी (hi) Hongaars: afrikánsz (hu) IJslands: afríkanska (is) Iers: Afracáinis (ga) Indonesisch: Afrika (id) Italiaans: afrikaans (it) Japans: アフリカーンス語 (ja) (Afurikānsugo) Koerdisch: afrîkansî (ku) Koreaans: 아프리카어 (ko) Kroatisch: afrikaans (hr) Lets: afrikandu (lv) Litouws: Afrikansas (lt)

Macedonisch: Африкански (mk) Maleis: bahasa Afrikaans (ms) Maltees: Afrikans (mt) Moksja: Африкаанс Nedersaksisch: Afrikaansch (nds) Nepali: अफ्रिकाली (ne) Noors: afrikaans (no) Nynorsk: afrikaans (nn) Occitaans: africans (oc) Oekraïens: африканс (uk) Oppersorbisch: afrikaanšćina (hsb), afrikaans (hsb) Perzisch: آفريقايى (fa) Pools: afrykanerski (pl) m Portugees: africâner (pt) m Roemeens: Afrikaans (ro) Russisch: Африкаанс (ru) Servisch: афрички (sr) m Sloveens: afrikanščina (sl) v Slowaaks: Afrikánsky (sk) Spaans: afrikaans (es) m Swahili: Kiafrikans (sw) Tamil: ஆப்பிரிக்கான்ஸ (ta) Tataars: Африканц (tt) Thai: ภาษาอัฟริกาน (th), ภาษาอัฟริกันส์ (th) Tsjechisch: afrikánština (cs) v Turks: Afrikanca (tr) Urdu: ايفريکانز (ur) Vietnamees: Tiếng Hà lan ở Kếp (vi) Waals: afrikaans (wa) Welsh: Affricaneg (cy) Zoeloe: isiAfrikansi (zu) 7 Zweeds: afrikaans (sv)

Meer informatie

• Zie Wikibooks voor meer informatie.
• Zie Wikipedia voor meer informatie.

	stellend
onverbogen	Afrikaans
verbogen	Afrikaanse

Bijvoeglijk naamwoord

Afrikaans

1. komende van of betreffende het continent Afrika

Vertalingen

    1. komende van of betreffende het continent Afrika   

Duits: afrikanisch (de) Engels: African (en) Frans: africain (fr) Noors: afrikansk (no) Nynorsk: afrikansk (nn)

Pools: afrykanerski (pl) m Portugees: africano (pt) Russisch: африканский (ru) Turks: Afrikan (tr) Vietnamees: Phi (vi)

Afrikaans

Uitspraak

• IPA: /ɑfriˈkɑːns/ of /ɑfriˈkɑ̃ːs/

Zelfstandig naamwoord

Afrikaans

1. (taal) Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

Afrikaans

1. (demoniem) Afrikaans

Duits

Uitspraak

• Geluid:  Afrikaans    (hulp, bestand)
• IPA: /afʀiˈkaːns/, /afʀiˈkaːnʦ/

Woordafbreking

• Afri·kaans

Zelfstandig naamwoord

Afrikaans o

1. (taal) Afrikaans.

   «Er spricht Afrikaans.»

   Hij spreekt Afrikaans.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	(das) Afrikaans	-
genitief	(des) Afrikaans	-
datief	(dem) Afrikaans	-
accusatief	(das) Afrikaans	-

Gelijkklinkende woorden

• afrikaans

Synoniemen

• Kapholländisch, (verouderd) Kolonial-Niederländisch

Afgeleide begrippen

• afrikaans

Afkorting

• (ISO 639-1) af, (ISO 639-2) afr

Hyperoniemen

• Sprache

Opmerkingen

• Het bepaald lidwoord wordt zeer zelden gebruikt.

Engels

Uitspraak

• IPA: /ˌæfrɪˈkɑns/

enkelvoud	meervoud
Afrikaans	-

Zelfstandig naamwoord

Afrikaans

1. (taal) Afrikaans.

Roemeens

Zelfstandig naamwoord

Afrikaans

1. (taal) Afrikaans.