stuk: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k + expr + sjab [3] 'handel' |
syn genummerd, vertaalblokjes tbv snelinvoermethode |
||
Regel 31: | Regel 31: | ||
#{{kaartspel|nld}} de combinatie troef koning en troef vrouw bij klaverjassen |
#{{kaartspel|nld}} de combinatie troef koning en troef vrouw bij klaverjassen |
||
{{bijv-1|We hadden '''{{pn}}''' en een driekaart, samen veertig roem.}} |
{{bijv-1|We hadden '''{{pn}}''' en een driekaart, samen veertig roem.}} |
||
{{-syn-}} |
{{-syn-}} |
||
* |
*[1] [bestanddeel]], [[brokstuk]], [[brok]], [[component]], [[element]], [[fragment]], [[homp]], [[part]], [[plak]], [[scherf]], [[schijf]] |
||
*[2] [[beeldhouwwerk]], [[opus]], [[werk]] |
|||
*[3] [[artikel]], [[eenheid]], [[unit]], |
|||
*[4] [[eind]], [[lap]], |
|||
*[6] [[hoofdstuk]], [[hoofdstuk]], [[kapittel]], [[aflevering]], |
|||
*[7] [[stoot]] |
|||
{{-ant-}} |
{{-ant-}} |
||
* geheel, heel, totaal, alle, alles |
*[1] [[geheel]], [[heel]], [[totaal]], [[alle]], [[alles]] |
||
{{-hypo-}} |
{{-hypo-}} |
||
* onderdeel, onderverdeling |
*[1] onderdeel, onderverdeling |
||
{{-drv-}} |
|||
*[2] [[kunststuk]], [[muziekstuk]], [[schilderstuk]], [[theaterstuk]], [[werkstuk]] |
|||
*[4] [[stukprijs]] |
|||
{{-expr-}} |
{{-expr-}} |
||
{{expr|num=3|stuk voor stuk|allemaal, zonder uitzondering}} |
{{expr|num=3|stuk voor stuk|allemaal, zonder uitzondering}} |
||
{{expr|num=4|een stuk in de kraag gedronken hebben|veel sterke drank op hebben (door de keel/kraag)}} |
{{expr|num=4|een stuk in de kraag gedronken hebben|veel sterke drank op hebben (door de keel/kraag)}} |
||
{{-trans-}} |
{{-trans-}} |
||
{{trans-top|}} |
{{trans-top|1. deel}} |
||
*{{eng}}: {{trad|en|piece}} |
*{{eng}}: {{trad|en|piece}} |
||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|2. kunst/nijverheid}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|3. teleenheid}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|4. hoeveelheid}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|5. document}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|6. tekst}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|7. aantrekkelijk persoon}} |
|||
{{trans-bottom}} |
|||
{{trans-top|8. klaverjasterm}} |
|||
{{trans-bottom}} |
{{trans-bottom}} |
||
{{adjcomp|{{pn}}|nocomp=1|pred=1}} |
{{adjcomp|{{pn}}|nocomp=1|pred=1}} |
Versie van 15 nov 2011 16:52
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stuk
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stuk | stukken, stuks |
verkleinwoord | stukje | stukjes |
stuk o
- deel, gedeelte, onderdeel van een geheel
- De prachtige vaas viel in vele stukken op de vloer.
- Van wie is dat stuk speelgoed?
- Zodra ook dat stuk geschut is opgesteld, is de batterij compleet.
- (kunst) een afgerond product van nijverheid of kunst
- Dit stuk is als blijspel niet erg geslaagd.
- We moeten dat andere stuk ook nog repeteren.
- (handel) één als teleenheid
- Hoeveel exemplaren zijn er nog over? - Nog drie stuks.
- Die appels kosten € 0,50 per stuk
- Op de veemarkt kocht de boer drie stuks vee.
- een onbepaalde hoeveelheid of maat
- Kom, we lopen nog een stukje.
- Ik zoek nog een stuk gordijnstof.
- Daarmee is dat lemma stukken beter geworden.
- document, oorkonde
- Uit de stukken bleek daar niets van.
- opstel, artikel
- Hij heeft een stukje voor de krant geschreven.
- (informeel) een aantrekkelijk persoon (man of vrouw)
- Wat een stuk is dat zeg!
- (kaartspel) de combinatie troef koning en troef vrouw bij klaverjassen
- We hadden stuk en een driekaart, samen veertig roem.
Synoniemen
- [1] [bestanddeel]], brokstuk, brok, component, element, fragment, homp, part, plak, scherf, schijf
- [2] beeldhouwwerk, opus, werk
- [3] artikel, eenheid, unit,
- [4] eind, lap,
- [6] hoofdstuk, hoofdstuk, kapittel, aflevering,
- [7] stoot
Antoniemen
Hyponiemen
- [1] onderdeel, onderverdeling
Afgeleide begrippen
- [2] kunststuk, muziekstuk, schilderstuk, theaterstuk, werkstuk
- [4] stukprijs
Uitdrukkingen en gezegden
- [3]: stuk voor stuk
allemaal, zonder uitzondering
- [4]: een stuk in de kraag gedronken hebben
veel sterke drank op hebben (door de keel/kraag)
Vertalingen
2. kunst/nijverheid
3. teleenheid
4. hoeveelheid
5. document
6. tekst
7. aantrekkelijk persoon
8. klaverjasterm
stellend | |
---|---|
onverbogen | stuk |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
stuk
- kapot, gebroken
- Die vaas is stuk.
- defect
- Zijn computer was stuk.
Bijwoord
stuk
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord in stukken gebroken
- stukslaan: Het schip sloeg stuk op de rotsen.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kunst in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Kaartspel in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Predicaatswoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands