sympathisant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sym·pa·thi·sant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sympathisant sympathisanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sympathisantm

  1. iemand die met iets of iemand sympathiseert
     De Engelsen hadden verrassend veel sympathisanten onder de Zweden, het gespreksonderwerp was hoogst ongemakkelijk.[3]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen