me

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Me-me, ME


Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
jullie jullie
2e persoon
(formeel)
u u u u
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
u gij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
Woordafbreking
  • me
Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. clitische (onbenadrukte) vorm van mij
    • Heb jij me gebeld? 
     Met haar metalen golfplaten dak leek deze plek me niet geschikt om bescherming te bieden, eerder een uitnodiging aan de bliksem om in te slaan.[2]


  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
ons onszelf
2e persoon
(informeel)
je jezelf je jezelf
2e persoon
(formeel)
zich zichzelf zich zichzelf
2e persoon
(regionaal)
u uzelf u uzelf
3e persoon
zich zichzelf zich zichzelf

Wederkerend voornaamwoord

me

  1. clitische (onbenadrukte) vorm van mij
    • Ik heb me vergist. 
Opmerkingen
  • Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is mezelf gebruikelijker.
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. me op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Angelsaksisch

Uitspraak

Persoonlijk voornaamwoord

  1. mij, accusatief of datief enkelvoud van ic.


Bosnisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, me nâs, nas
genitief mȅne, me nâs, nas
datief mȅni, mi nȁma, nam
locatief mȅni nȁma
instrumentalis mnôm, mnóme nȁma
Uitspraak
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)


Engels

Uitspraak

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. voorwerpsvorm: mij,me.
  2. benadrukte vorm: ik.
    • Who is there? Me! 


Fins

Woordherkomst en -opbouw

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. wij


Kroatisch

enkelvoud meervoud
nom. / voc.
accusatief mȅne, me nâs, nas
genitief mȅne, me nâs, nas
datief mȅni, mi nȁma, nam
locatief mȅni nȁma
instrumentalis mnôm, mnóme nȁma
Uitspraak
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)


Latijn

enkelvoud meervoud
nominatief ego nōs
accusatief
genitief mei nostri
datief mihi nōbis
ablatief

Persoonlijk voornaamwoord

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. door mij (ablatief van de eerste persoon enkelvoud)


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /mɐ/ (Etsbergs)

Persoonlijk voornaamwoord

me

  1. onbeklemtoond accusatief van ich.


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • me

Persoonlijk voornaamwoord

  1. me, mij