loden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·den
Woordherkomst en -opbouw
  • bn [1], ww: afgeleid van  lood zn  met het achtervoegsel -en
  • bn [2], zn: van Duits Loden, in de betekenis van ‘dichte stof’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen loden

Bijvoeglijk naamwoord

loden

  1. van lood vervaardigd
    • Zijn stoffelijk overschot werd in een loden kist bewaard. 
  2. uit loden vervaardigd
    • De jager was gekleed in zijn loden overjas. 
enkelvoud meervoud
naamwoord loden lodens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

loden m/o

  1. (textielindustrie) (kleding) waterdichte, zware dichte wollen stof, doorgaans groen van kleur
    • Echt loden wordt gemaakt van zuiver scheerwol. 
Verwante begrippen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
loden
loodde
gelood
zwak -d volledig

Werkwoord

loden

  1. (scheepvaart) (verouderd) de waterdiepte peilen met een dieplood, en eventueel tevens een monster van de bodem nemen door een vetgemaakte holte in de onderkant van het dieplood
    • Bij het loden bleef de diepte gelijk evenals de soort opgehaalde grond. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen