bovenbeen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·ven·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bovenbeen bovenbenen
verkleinwoord bovenbeentje bovenbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het bovenbeeno

  1. (anatomie) de bovenste helft van een been
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be