Schwadengras

[1]: Schwadengras.
Mannagras.
(Glyceria fluitans)

[2]: Schwadengras.
Harig vingergras.
(Digitaria sanguinalis)

Duits

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈʃvaːdn̩ɡʀaːs/

Woordafbreking

• Schwa·den·gras

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van Schwaden en Gras.

Zelfstandig naamwoord

Schwadengras o

1. (plantkunde) mannagras

   «Nach Aussage der Zeugen lief in dem Moment auch eine Frau mit zwei weißen kleinen Hunden über das Schwadengras.»

   Volgens de getuigen liep op dat moment ook een vrouw met twee witte kleine hondjes over de mannagras.

2. (plantkunde) bloedgierst, harig vingergras

   «Schwadengras kommt auf Bauland, in Gemüsegärten, an Wegrändern und entlang Eisenbahntrassen vor.»

   Harig vingergras komt voor op bouwland, in moestuinen, aan wegranden en langs spoorwegen.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	das Schwadengras	die Schwadengräser
genitief	des Schwadengrases	der Schwadengräser
datief	dem Schwadengras dem Schwadengrase	den Schwadengräsern
accusatief	das Schwadengras	die Schwadengräser

Synoniemen

• [1]: Flutender Schwaden
• [1]: Mannagras
• [1]: Mannaschwaden
• [1]: Schwadenschwingel
• [1]: (taxonomisch) Glyceria fluitans  (oud: Festuca fluitans)
• [2]: Blutrote Fingerhirse
• [2]: Blutfingergras
• [2]: Blutfennich
• [2]: Bluthirse
• [2]: (taxonomisch) Digitaria sanguinalis  (oud: Panicum sanguinale)

Hyperoniemen

• [1-2]: Wasserpflanzen
• [1-2]: Süßgräser, (taxonomisch) Poaceae 
• [1]: Schwaden, (taxonomisch) Glyceria 
• [2]: Fingerhirsen, (taxonomisch) Digitaria