Parcensis

Latijn

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van Parcum ("Parkabdij") met het achtervoegsel -ensis.

Bijvoeglijk naamwoord

Parcensis

1. (demoniem) van de Parkabdij in Leuven

Verbuiging

	enkelvoud			meervoud
	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig
nominatief	Parcensis	Parcensis	Parcense	Parcensēs	Parcensēs	Parcensia
genitief	Parcensis	Parcensis	Parcensis	Parcensium	Parcensium	Parcensium
datief	Parcensī	Parcensī	Parcensī	Parcensibus	Parcensibus	Parcensibus
accusatief	Parcensem	Parcensem	Parcense	Parcensēs	Parcensēs	Parcensia
ablatief	Parcensī	Parcensī	Parcensī	Parcensibus	Parcensibus	Parcensibus
vocatief	Parcensis	Parcensis	Parcense	Parcensēs	Parcensēs	Parcensia
Vergrotende trap (comparatief) (nom. m. enk.): Parcensior
Overtreffende trap (superlatief) (nom. m. enk.): Parcensissimus