Panamees
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Pa·na·mees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Panamees | Panamezen |
verkleinwoord | Panameesje | Panameesjes |
Zelfstandig naamwoord
de Panamees m
- (demoniem) iemand afkomstig uit Panama
- De Panamezen zijn nu heer en meester over het Panamakanaal.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Panama in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Panamees • inwoonster: Panamese • bijvoeglijk: Panamees |
Vertalingen
1. iemand afkomstig uit Panama
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Panamees | Panameser | Panameest |
verbogen | Panamese | Panamesere | Panameeste |
partitief | Panamees | Panamesers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Panamees
- (demoniem) betrekking hebbend op Panama
- Dit is een zaak voor de Panamese ambassade.
Gangbaarheid
- Het woord Panamees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.