Opfer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Op·fer
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | es Opfer | die Opfer | ||
datief | ||||
accusatief |
Zelfstandig naamwoord
Opfer, o
- slachtoffer (bijv. een persoon)
- offer (bijv. geld)