OV-chipkaart
Niet te verwarren met: ov-chipkaart |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: OV-chipkaart (hulp, bestand)
- IPA: / oveˈtʃɪpkart / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- OV-chip·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- merknaam, gevormd als samenstelling van ov zn en chipkaart zn geschreven met hoofdletters volgens spellingregel 17.C (donorprincipe)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | OV-chipkaart | OV-chipkaarten |
verkleinwoord | OV-chipkaartje | OV-chipkaartjes |
Eigennaam
- vervoersbewijs en betaalmiddel voor het openbaar vervoer in Nederland in de vorm van een pasje met een microprocessor die contactloos informatie kan uitwisselen
- De Autoriteit Consument en Markt is al maanden bezig met een onderzoek naar Translink, het bedrijf achter de OV-chipkaart. [1]
Hyperoniemen
Opmerkingen
- Een in Nederland bruikbare ov-chipkaart is altijd een OV-chipkaart, waardoor deze vormen in de praktijk door elkaar gebruikt worden. Maar er bestaan buiten Nederland ov-chipkaarten die niet OV-chipkaart heten.
Verwante begrippen
- bus, metro, MOBIB-kaart, openbaar vervoer, ov, tram, trein
Vertalingen
1. chipkaart voor het openbaar vervoer
Gangbaarheid
- Het woord 'OV-chipkaart' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Voermans, T.ACM onderzoekt machtsmisbruik bij maker OV-chipkaart (15 februari 2017) op website AD.nl; geraadpleegd 2017-10-01