Maagdenburger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Maag·den·bur·ger
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Maagdenburg met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Maagdenburger | Maagdenburgers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Maagdenburger
- (demoniem) een inwoner van Maagdenburg, stad in Duitsland, of iemand afkomstig hiervan
Verwante begrippen
Demoniemen bij Maagdenburg in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Maagdenburger • inwoonster: Maagdenburgse • bijvoeglijk: Maagdenburgs |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Maagdenburger |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
Maagdenburger
- van deze stad
- Hebt u wel eens van de Maagdenburger halve bollen gehoord?
Gangbaarheid
- Het woord 'Maagdenburger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.