Lewe

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: lewe

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Le·we
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Lewe es Lewe - - - - - -
datief me Lewe em Lewe - - - - - -
accusatief en Lewe es Lewe - - - - - -

Zelfstandig naamwoord

Lewe, o geen meervoud)

  1. (het) leven
    «Ich hab mei ganzes Lewe Inschtrumente gschpielt un hab gsunge.»
    Ik heb mijn hele leven instrumenten gespeeld en heb gezongen.
  2. levensonderhoud
  3. drukte
  4. gevoelige huid van een finger- of teennagel of van een hoef van een paard
Uitdrukkingen en gezegden
  • sei Lewe net
nooit
Opmerkingen