Naar inhoud springen

Lewe

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: lewe
  • Le·we
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Lewees Lewe- - -- - -
datief me Leweem Lewe- - -- - -
accusatief en Lewees Lewe- - -- - -

Lewe, o geen meervoud)

  1. (het) leven
    «Ich hab mei ganzes Lewe Inschtrumente gschpielt un hab gsunge.»
    Ik heb mijn hele leven instrumenten gespeeld en heb gezongen.
  2. levensonderhoud
  3. drukte
  4. gevoelige huid van een finger- of teennagel of van een hoef van een paard
  • sei Lewe net
nooit