Landbouwschap
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Landbouwschap (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlɑndbɑuˌsxɑp / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- Land·bouw·schap
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van landbouw met het achtervoegsel -schap, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.N
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Landbouwschap | - |
verkleinwoord | - | - |
Eigennaam
Landbouwschap o
- (regering) (landbouw) (historisch) (Nederland) van 1954 tot 2000 bestaand zelfbesturend overheidslichaam dat alle agrarische bedrijvigheid omvatte
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord Landbouwschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Mari Smits“Het Landbouwschap (recensie)” (14 augustus 2013) op marismits.nl
- ↑ Weblink bron Jan Douwe van der Ploeg geciteerd doorFrank Vermeulen“De stelling van Jan Douwe van der Ploeg: Melkprotest is symptoom van verval van een ooit machtige sector” (3 oktober 2009) op nrc.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -schap in het Nederlands
- Eigennaam in het Nederlands
- Regering in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Historisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal