Klemme

Duits

Uitspraak

• Geluid:  Klemme    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈklɛmə /

Woordafbreking

• Klem·me

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van Middelhoogduits:  klemde zn ,  klemme zn  ("klemming", "vernauwing")

Naar frequentie	5821

Eigennaam

Klemme

1. (familienaam) familienaam

Meer informatie

• Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie. (in het Duits)

	enkelvoud	meervoud
nominatief	die Klemme	die Klemmen
genitief	der Klemme	der Klemmen
datief	der Klemme	den Klemmen
accusatief	die Klemme	die Klemmen

Zelfstandig naamwoord

Klemme, v

1. (gereedschap) klem

   «Es gibt spezielle Tischklemmen für Arbeitslampen.»

   Er zijn speciale tafelklemmen voor werklampen.

2. (elektrotechniek) klem
3. (medisch) klem

   «Eine Arterienklemme ist ein unentbehrliches Instrument bei chirurgischen Eingriffen.»

   Een hemostaat is een essentieel hulpmiddel tijdens chirurgische ingrepen.

4. (techniek) klem
5. (figuurlijk) noodsituatie, verlegenheid

Hyponiemen

   

[2]:  Abzweigklemme zn  [3]:  Arterienklemme zn  [1]:  Curryklemme zn  [4]:  Drahtklemme zn  [4]:  Drahtseilklemme zn  [4]:  Federklemme zn  [5]:  Finanzklemme zn  [4]:  Froschklemme zn  [3]:  Gefäßklemme zn  [5]:  Geldklemme zn  [1]:  Haarklemme zn  [2]:  Kabelklemme zn  [3]:  Kieferklemme zn  [5]:  Kreditklemme zn  [2]:  Krokoklemme zn  [2]:  Krokodilklemme zn  [2]:  Krokodilsklemme zn  [5]:  Liquiditätsklemme zn  [2]:  Lüsterklemme zn  [3]:  Nasenklemme zn  [4]:  Seilklemme zn  [1]:  Tischklemme zn  [4]:  Verbindungsklemme zn

Afgeleide begrippen

• [2]:  Klemmenspannung zn 
• [2]:  Klemmspannung zn 

Uitdrukkingen en gezegden

• [5]: in der Klemme stecken

in de knoei zitten
in de nesten zitten
in de penarie zitten
in de puree zitten
in een lastig parket zitten
in het moeras zitten
in het nauw zitten
omhoogzitten

• [5]: jemandem aus der Klemme helfen

iemand uit de drek helpen
iemand uit de brand helpen

Meer informatie

• Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.