Kamerzetel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ka·mer·ze·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Kamerzetel Kamerzetels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Kamerzetelm

  1. (politiek) (figuurlijk) positie als lid van een parlement
     De briefstemmen van ongeveer 65.000 zeventigplussers zijn niet meegeteld voor de Tweede Kamerverkiezingen van vorige maand. (…) Het gaat om 6 procent van het totaal uitgebrachte stemmen per post, goed voor ongeveer één Kamerzetel.[2]
     Indien het verkiezingsresultaat van zondag hetzelfde zou zijn als de peiling van VRT en De Standaard van afgelopen vrijdag, dan zou de N-VA er 16 Kamerzetels bij krijgen.[3]
Opmerkingen
  • Voor de letterlijke betekenis "zitplaats in de vergaderzaal van een parlement" is "Kamerbank(je)" gangbaar.

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 mei 2021 Weblink bron “‘65.000 briefstemmen van zeventigplussers niet meegeteld’” (9 april 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 7 mei 2021 Weblink bron “N-VA wint 16 Kamerzetels op basis van peiling” (7 juni 2010) op hln.be