Judees

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Judees    (hulp, bestand)
• IPA: / jyˈdes / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• Ju·dees

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid met het achtervoegsel -ees van  Juda en  (later  Judea en ) een historisch Joods koninkrijk

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	Judees	Judeser	Judeest
verbogen	Judese	Judesere	Judeeste
partitief	Judees	Judesers	-

Bijvoeglijk naamwoord

Judees

1. (demoniem) van, met betrekking tot of afkomstig uit Judea, het Joodse gebied rond Jerusalem

   ▸ De belangrijkste bron over het verloop van het conflict is het werk van historicus Flavius Josephus (37-100), telg uit een joods priestergeslacht – zijn Hebreeuwse naam was Josef ben Matitjahu. Hij was getuige van de oorlog, eerst als Judese generaal en na zijn overgave als krijgsgevangene.

   ▸ (…) neem de wijk naar het tweestammenrijk, waar ge trouwens thuis hoort, en zet dáár uw arbeid vóórt, eet dáár, Judees profeet, uw brood.

Zelfstandig naamwoord

het Judees o

1. (taal) (historisch) taal van het gebied van Juda (6x: 2 Kon. 18:26 +, Jes. 36:11 +, Neh. 13:24, 2 Kron. 32:18)

   ▸ Het Bijbels-Hebreeuws is een voortzetting van de taal die in het voormalige koninkrijk Juda werd gesproken in de zevende eeuw vóór het begin van de christelijke jaartelling. Wij zouden dus beter van Judees kunnen spreken.

Synoniemen

• Jehoediet, Jehudit (Hebreeuws)

Gangbaarheid

• Het woord 'Judees' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.