Naar inhoud springen

Heckenschere

Uit WikiWoordenboek
Eine alte Heckenschere
Een oude heggenschaar
  • He·cken·sche·re
Naar frequentie 68857
enkelvoud meervoud
nominatief die Heckenscheredie Heckenscheren
genitief der Heckenschereder Heckenscheren
datief der Heckenschereden Heckenscheren
accusatief die Heckenscheredie Heckenscheren

Heckenschere, v

  1. (gereedschap), (tuinieren) heggenschaar
    «Die Hecke muß durch Flechten und Zurückschneiden mit der Heckenschere in gutem Stande erhalten werden.»
    De haag moet in goede staat worden gehouden door vlechten en door terugsnoeien met de heggenschaar.