Hebreeën

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • He·breeën, He·bree·en
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord (Hebreeër) * Hebreeën
verkleinwoord

Hebreeën mv

  1. alleen meervoud Israëlieten, Joden opgevat als volk in een beschrijving door anderen
  2. alleen meervoud nomadisch volk dat in de Bronstijd leefde in de Levant
Synoniemen
Opmerkingen
  • Theoretisch is Hebree het enkelvoud van Hebreeën, maar dit wordt - buiten een enkel gedicht van Vondel - nooit gebruikt. "Hebreeër" is het enkelvoud van "Hebreeërs", maar kan naar betekenis wel als enkelvoud van "Hebreeën" dienen.
  enkelvoud
nominatief   Hebreeën  
genitief   -  

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als eigennaam

Eigennaam

Hebreeën m

  1. (religie) boek in de Bijbel bestaand uit een brief volgens de traditie gestuurd door de apostel Paulus aan Joodse christenen
Synoniemen
Verwante begrippen
[1] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  
 Apocriefen  
 Nieuwe Testament  
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen