Hann

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Hann
Woordherkomst en -opbouw
[A]+[B] enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Hann es Hann Hanner die Hanner
datief me Hann em Hann Hanner de Hanner
accusatief en Hann es Hann Hanner die Hanner

Zelfstandig naamwoord

[A]: Hann, o

  1. (anatomie) hersenen, hersens
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen

Zelfstandig naamwoord

[B]: Hann, o

  1. hoorn
    «Die Hannschlang, so es gsaat waar, hot en vergifdete Hann odder Schticher uff ihre Schwanz.»
    Van de hoornslang wordt gezegd dat hij een vergiftigde hoorn of stekel op zijn staart heeft.
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Opmerkingen