Gatte
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Gat·te
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Middelhoogduitse zelfstandige naamwoorden "gate" en "gegate" (= genoot, metgezel)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Gatte | die Gatten |
genitief | des Gatten | der Gatten |
datief | dem Gatten | den Gatten |
accusatief | den Gatten | die Gatten |
Zelfstandig naamwoord
Gatte, m
- (familie) echtgenoot, eega, gade, gemaal
Synoniemen
Antoniemen
- Gattin (vrouwelijke vorm)