Gabonees
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Ga·bo·nees
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Gabonees | Gabonezen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Gabonees m
- (demoniem) een inwoner van Gabon, of iemand afkomstig uit Gabon
Verwante begrippen
Demoniemen bij Gabon in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Gabonees • inwoonster: Gabonese • bijvoeglijk: Gabonees |
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Gabonees | Gaboneser | Gaboneest |
verbogen | Gabonese | Gabonesere | Gaboneeste |
partitief | Gabonees | Gabonesers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
Gabonees
- (demoniem) op Gabon betrekking hebbend
Vertalingen
1. op Gabon betrekking hebbend
Gangbaarheid
- Het woord Gabonees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.