Frooge

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: frooge


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Froo·ge

Zelfstandig naamwoord

Frooge

  1. vrouwelijk meervoud van Froog
    «Der Keenichsoh froogt die Eschputtel viele Frooge, awwer die gebt ihn ken Antwadde.»
    De koningszoon vraagt Assepoester veel vragen, maar ze geeft hem geen antwoorden.
Verwante begrippen
Opmerkingen