Filistijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Fi·lis·tijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Filistijn Filistijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Filistijnv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) lid van een van oorsprong zeevarend volk, dat volgens Gen. 10:14 is voortgekomen uit de Kasluchieten (voorgestelde verbetering: de Kaftorieten of Kretenzers); het heeft zich eerst gevestigd langs de kust in het zuidwesten van het Bijbelse land Israël-3 (steden: Asdod-1, Askelon-1, Ekron, Gat en Gaza) en vervolgens in het westelijke berggebied van Juda-3; strijdt vaak met de Israëlieten; in het Hebreeuws: Pelisjti (286×: Gen. 10:14 +, Ex. 13:17 +, Joz. 13:2 +, Recht. 3:3 +, 1 Sam. 4:1 +, 2 Sam. 1:20 +, 1 Kon. 5:1 +, 2 Kon. 8:2 +, Jes. 2:6 +, Jer. 25:20 +, Ez. 16:27 +, Am. 1:8 +, Ob. 19, Sef. 2:5, Zach. 9:6, Ps. 56:1, 1 Kron. 1:12 +, 2 Kron. 9:26 +)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen