Dominicaanse
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Do·mi·ni·caan·se
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van Dominicaan met het achtervoegsel -se
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Dominicaanse | Dominicaansen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
Dominicaanse v
- (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Dominica, of een vrouw afkomstig uit Dominica
- (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Dominicaanse Republiek, of een vrouw afkomstig uit Dominicaanse Republiek
Verwante begrippen
Demoniemen bij Dominica in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Dominicaan • inwoonster: Dominicaanse • bijvoeglijk: Dominicaans |
Demoniemen bij Dominicaanse Republiek in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Dominicaan • inwoonster: Dominicaanse • bijvoeglijk: Dominicaans |
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
Dominicaanse
- verbogen vorm van de stellende trap van Dominicaans
Gangbaarheid
- Het woord Dominicaanse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.