Danshall

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Dans·hall
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Danshall die Danshall
datief re Danshall der Danshall
accusatief en Danshall die Danshall

Zelfstandig naamwoord

Danshall, v

  1. danshal, danszaal
    «Mannichmol waare die Danse in en Danshall un mannichmol waare sie in en Scheier.»
    Soms waren de dansen in een danshal, en soms in een schuur.
Schrijfwijzen
Opmerkingen