Amsterdammer
Uiterlijk
- Am·ster·dam·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Amsterdammer | Amsterdammers |
verkleinwoord | Amsterdammertje | Amsterdammertjes |
de Amsterdammer m
- (demoniem) inwoner van Amsterdam, hoofdstad van Nederland
- ▸ 'Ze werden onderbroken door het drietal reizigers en de Amsterdammer die onder veel geschraap en gelach van hun tafel opstonden en langzaam, haast plechtig, op hen afliepen.[1]
Demoniemen bij Amsterdam in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Amsterdammer • inwoonster: Amsterdamse • bijvoeglijk: Amsterdams, Amsterdammer |
stellend | |
---|---|
onverbogen | Amsterdammer |
verbogen | - |
Amsterdammer
- (demoniem) gerelateerd aan of afkomstig uit Amsterdam
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Amsterdammer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Safae el Khannoussi“Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim
, ISBN 9789493339125
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Demoniem in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal