Abenteuer
Uiterlijk
- Geluid: Abenteuer (hulp, bestand)
- Geluid: Abenteuer (hulp, bestand)
- Geluid: Abenteuer (hulp, bestand)
- IPA: /ˈaːbn̩tɔɪ̯ɐ/, /ˈaːbm̩̩tɔɪ̯ɐ/ (duidelijk uitgesproken) /ˈaːbənˌtɔɪ̯ɐ/
- Aben·teu·er
- Sinds de 12de eeuw in het Duits betuigd. De Middelhoogduitse vormen waren āventiure en ābentiure wier genus vrouwelijk was. Het woord werd als een ridderlijke vakterm aan het Franse aventure ontleend. Het onzijdige vorm is in het Hoogduits terecht gekomen vanuit het Middelnederduits. Dit Franse woord stamt uit het (niet betuigde maar gereconstrueerde) vulgair Latijnse woord *adventūra o mv (gebeurtenis), dat op zijn beurt een toekomstig deelwoord van het Latijnse werkwoord advenīre (naderen; gebeuren) is.
Naar frequentie | 3752 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | das Abenteuer | die Abenteuer |
genitief | des Abenteuers | der Abenteuer |
datief | dem Abenteuer | den Abenteuern |
accusatief | das Abenteuer | die Abenteuer |
Abenteuer, o
- avontuur (met een ongewoon en geprikkelde gebeurtenis verbondene gevaarvolle situatie om die iemand te bestann heeft)
- «Auf Schienen leben, kreuz und quer durch Europa fahren und das Abenteuer suchen:[…] [1]»
- Wonen op rails, cruisen door Europa en op zoek naar het avontuur: [...]
- «Unvorhergesehenes passiert dem schweinischen Helden, der auf seiner Reise aufregende Abenteuer bestehen muss. [2]»
- Het onvoorziene gebeurt met de zwijnachtige held, die op zijn reis spannende avonturen moet meemaken.
- «Auf Schienen leben, kreuz und quer durch Europa fahren und das Abenteuer suchen:[…] [1]»
- avontuur (reeks spannende belevenissen, vreemde of onverwachte gebeurtenis)
- «Die Reise war ein Abenteuer.»
- De reis was een avontuur.
- «Die Reise war ein Abenteuer.»
- ook (pejoratief) avontuur (riskant waagstuk)
- «Sie beschlossen, sich auf das Abenteuer Hausbau einzulassen.»
- Ze besloten het huisbouwavontuur aan te vatten.
- «Sie beschlossen, sich auf das Abenteuer Hausbau einzulassen.»
- avontuurtje, amourette, scharrel (kortstondige en/of buitenechtelijke liefdesverhouding)
- «Er war nur auf ein flüchtiges Abenteuer aus.»
- Hij was op zoek alleen naar een vluchtig avontuur.
- «Sie träumte von erotischen Abenteuern.»
- Ze droomde van erotische avonturen.
- «Er war nur auf ein flüchtiges Abenteuer aus.»
- [1-4]: Erlebnis
|
|
- Abenteuer bestehen, suchen, überstehen
avonturen doorstaan, zoeken, overleven
- sich auf ein Abenteuer einlassen
zich op een avontuur inlaten
- sich in ein (gefährliches) Abenteuer stürzen
zich in een (gevaarlijk) avontuur storten
- ↑ Uit: Online-uitgave van Die Wochenzeitung, het artikel Immer dem Weiter hinterher, vanaf 15-06-2004, niet meer online
- ↑ Online-uitgave van de tageszeitung, het artikel Billy the Pig, vanaf 12-02-2009