Aaltenaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Aal·te·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Aaltenaar | Aaltenaren Aaltenaars |
verkleinwoord | Aaltenaartje | Aaltenaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de Aaltenaar m
- (demoniem) iemand die in Aalten woont
- (demoniem) iemand die uit Aalten komt
- Hij wijst op een foto die direct na de bevrijding in de straten van het naburige Bredevoort is genomen. NSB’ers worden, bewaakt door gewapende landgenoten, afgevoerd. Op de stoep kijken omstanders lachend toe. „Schrijnend”, zegt De Graaf (63). Enkelen op de foto kent hij persoonlijk, zoals de sportieve buurman die na de oorlog geweerd werd als lid van de christelijke gymnastiekvereniging. De man kon het niet opbrengen mee te werken aan de tentoonstelling. Oud-Aaltenaar Joop wilde wel, op voorwaarde dat zijn achternaam achterwege blijft. De Graaf: „Schaamte.”
Gangbaarheid
- Het woord 'Aaltenaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -aar in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Demoniem in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal