13-jarig
Uiterlijk
- 13-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 13-jarig |
verbogen | 13-jarige |
partitief | 13-jarigs |
13-jarig
- 13 jaren durend
- Gedurende dit 13-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 13 jaar
- Een 13-jarig meisje heeft de wedstrijd gewonnen.
- Het woord 13-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.