-erwijs

Nederlands

Huidig bestand
23

Uitspraak

• IPA: /-ərˈʋɛɪs/

Woordafbreking

• -er·wijs

Woordherkomst en -opbouw

• Ontstaan uit wijs (of oorspronkelijk wijze) en de buigingsuitgang -er voor de genitief vrouwelijk van een bijvoeglijk naamwoord

Achtervoegsel

-erwijs

1. vormt een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord uit een deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat een manier aangeeft waarop een handeling plaatsheeft

   • Van het deelwoord "schertsend" kan met het achtervoegsel -erwijs het bijwoord "schertsenderwijs" gevormd worden. 

Synoniemen

• -erwijze

Hyponiemen

    enige woorden met dit achtervoegsel die nog moeten worden aangebracht

aanvallenderwijs boertenderwijs citerenderwijs gebiedenderwijs gelijkerwijs gissenderwijs interessanterwijs lachenderwijs normalerwijs proberenderwijs spottenderwijs tastenderwijs verhalenderwijs veronderstellenderwijs volgenderwijs