'k

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

  enkelvoud meervoud
onderwerp voorwerp onderwerp voorwerp
1e persoon ik
'k
mij
me
wij
we
ons
2e persoon
(informeel)
jij
je
jou
je
jullie jullie
2e persoon
(formeel)
u u u u
2e persoon
(regionaal)
gij
ge
u gij
ge
u
3e persoon
(mannelijk)
hij
ie
hem
'm
zij
ze
(dat.) hun
(acc.) hen
ze
3e persoon
(vrouwelijk)
zij
ze
haar
'r, d'r
3e persoon
(onzijdig)
het
't
het
't
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm
Uitspraak
Woordafbreking
  • 'k
Woordherkomst en -opbouw
  • Oud indo-europese stam, op te vatten als (verkorting) van ik

Persoonlijk voornaamwoord

'k

  1. klitische eerste persoon enkelvoud onderwerpsvorm
    • Hij zag dat 'k wegging. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid